maandag 24 oktober 2016

Wolven op mijn pad 1


 
Als je in hun ogen hebt gekeken

Zal dit voor altijd in je hart worden bewaard.

Als je hun huilen hebt gehoord

Zal dit voor altijd in je ziel zijn gegrift

( Uit: De kinderen van de nacht, over wolven en mensen. Dik van der Meulen)

Het is een belangrijke gebeurtenis voor me. Toch duurt het bijna een half jaar voor ik er nu in oktober de woorden voor kan vinden. Ik wandelde dit jaar in begin mei van Verona via Bologna naar Florence op mijn weg naar Rome. Eerst is er de Povlakte, daarna gaat het bij Sasso Marconi, kort  na Bologna,  steil omhoog de Apennijnen in. Ik overnacht op een boerderij in de bergen en de vriendelijke boerin van de Agriturismo geeft me een fles water en brood met kaas mee voor onderweg. Ze zegt me op te passen, want ik zal zeven uur lang geen huis en geen dorp zien. Ik ga op pad, het is een mooie lentedag. Hoog in de bergen  op een stenig pad, kom ik om de hoek van een rots en sta oog in oog met twee wolven. Nou oog in oog, er zit honderd meter tussen en zij kijken mij niet aan, ik hen wel.  Ze reageren niet; hebben ze me nog niet geroken. Ik kijk: hoog op de poten, spitse bek met een witte vlek. Dit zijn echt geen wilde honden, dit zijn twee wolven. Ze hebben me nog steeds niet in de gaten en snuffelen wat op de grond. Ga ik een stok pakken? Ik zal kansloos zijn in het gevecht. Ren ik weg, ook kansloos, want dan komen ze vast achter me aan. Ik doe niets en verstijf en er zijn alleen maar verhalen en liedjes: Roodkapje, Zeven geitjes, Franciscus bij Gubbio, Romulus en Remus, Dodenrit van Drs P, “moet Sonja het maar wezen..”.  Raar, ik ben in gevaar en er is een volkomen rust en er zijn sprookjes, liedjes, verhalen. Alleen maar dat. Het duurt vijf, tien minuten of staat de tijd stil? Dan zie ik hoe de wolven hun snuit in de lucht steken; ze hebben me vast geroken. Ze kijken even mijn kant op en lopen dan weg tussen de rotsen en  verdwijnen langzaam met een lenige en soepele gang uit het zicht. Vier uur later bereik ik een bergdorp. “Een dubbele espresso”, bestel ik bij de  herbergier. “Zitten er wolven in dit gebied van de Apennnijnen?” vraag ik. “Ja”, zegt hij, “maar ze zijn schuw en bang voor mensen. Ze verstoppen zich meestal hoog in de rotsen, onzichtbaar voor mensen, maar heel soms worden ze gezien”. Hij kijkt bijna jaloers, als ik vertel dat ik er vanmorgen twee zag. Ik overnacht in het dorp en ik vervolg dan mijn weg richting Florence, Gubbio, Rome.  Ik stond tegenover twee wolven en op dat moment was er volkomen rust en waren er verhalen, sprookjes, liedjes. Ik ga mijn weg erna vol vertrouwen. Als je oog in oog met wolven hebt gestaan, wat kan je dan nog gebeuren?

Nawoord: Ik vertelde de afgelopen weken dit verhaal van mijn ontmoeting met wolven op kleine podia in de regio Utrecht. Het verhaal groeit intussen en verbindt zich met oerverhalen over wolven uit diverse tijdperken. Dit weekend las ik het boek  De kinderen van de nacht, over wolven en mensen door  Dik van der Meulen. Meer hierover en over wolvenverhalen later.

 

Aat, oktober 2016